Hoofdstuk 5
De ontwakende Zoon is als iemand die licht zoekt,
en dan klaagt dat de schaduwen oplossen
als het ochtendgloren zachtjes
door de nacht heen breekt.
*****
3 januari 1988
Nu beginnen we.
Nog even en jij zult zijn waar IK BEN.
Het is jouw thuis
alsook het thuis van allen die nog dralen
in de dans van schaduwen.
Iedereen komt thuis
want iedereen is zoals wij,
en dit verklaar ik nogmaals,
de enige Zoon,
enig geborene van de Vader,
verwekt vóór alle werelden,
en één van ziel met de Vader.
Dat alleen, ben jij.
Dat alleen, BEN IK.
Dat alleen, is iedereen.
Hierin wordt de essentie van Mijn evangelie gekend.
Het is onovertroffen wijsheid,
toch is het voor ieder die
dát alleen zoekt
duidelijker dan de stroom van de eigen adem .
Nooit zijn er versperringen tussen
de vorm van de Zoon en Zijn Heilige Vader.
Al zulke versperringen zijn slechts weerspiegelingen
van slechts één gedachte:
“Ik ben afgescheiden, Ik ben alleen.”
Hiermee wordt angst geboren,
en de Zoon trekt zich terug
in slechts een punt van het Licht
het enige wat hij is.
Het geloof in ‘ander’
is het vasthouden aan Afscheiding.
Maar dit geef ik je te kennen:
de wereld kan dit niet weten,
omdat haar gedachte,
heel haar waarneming,
gebaseerd is op Afscheiding.
Daarom,
Mij kennen zoals jij bent
vereist een ander kennen.
Mijn Een cursus in wonderen wijst slechts de weg
voor hen, zo stevig gehecht aan hun
Joods-christelijke erfenis.
Er zijn veel zulke paden.
Weet dit:
een pad naar huis,
wanneer waarachtig,
vraagt je niet erin te geloven,
maar duwt je zachtjes uit je waanidee.
De sleutels die ik je heb gegeven
worden in al zulke paden gevonden:
Verlangen, intentie, toelaten, overgave.
Ik beëindig deze communicatie nu,
want jouw denkgeest begint te overwegen wat is onthuld.
Je weet wie je bent nu.
Je hebt het gebruik van de eerste twee sleutels voltooid.
Het hoogtepunt van een lange, lange reis,
welke in waarheid
nooit heeft plaatsgevonden,
bevindt zich in de derde.
Wanneer dit gebeurt,
zal ons werk beginnen
Gezegend ben jij,
en alles dat je droomt.
Amen
*****
22 januari 1988
Hallo, Marc.
“Hallo Jeshua. Ik houd van jou.”
En ik van jou, geliefde vriend.
Nu, beginnen we.
Geduldig wacht ik op jouw overgave
van het laatste spoortje van jouw weerstand.
Geduldig, wacht ik.
Kom tot Mij,
en laat toe dat de wereld er niet meer is.
Want het is slechts de vage weerspiegeling
van een kortstondige gedachte.
Het is niet Werkelijk.
Het Koninkrijk is niet gevestigd op een speciale plek,
noch in een speciale tijd.
Het Koninkrijk is in jou.
Dit heb ik lang geleden geuit,
toch blijft het nog steeds onbegrepen.
Het Koninkrijk is de vereniging van Vader en Zoon
voorbij – en voorafgaand – aan alle schaduwen.
Het is nooit veranderd.
‘In’ is een metafoor, omdat de ‘jou’
waarmee jij je zo abusievelijk identificeert
de kortstondige gedachte is waarop de werelden
van jouw talloze dromen zijn gebouwd.
Het Koninkrijk,
waar je in werkelijkheid altijd verblijft,
is binnen deze ‘jou’.
Weet dit, en weet dit goed.
Er bestaat geen twijfel over,
want wat alleen Werkelijk is
is Werkelijk.
Wat slechts schaduw is geworpen door een begrensde gedachte
kan niet Werkelijk zijn.
En toch, schaduwen kunnen een macht hebben jou te binden.
Weet dat de bron van die macht
jouw eigen vasthouden is
aan de wens dat ze werkelijk zijn.
De ontwakende Zoon is als iemand die licht zoekt,
en dan klaagt dat de schaduwen oplossen
als het ochtendgloren zachtjes
door de nacht heen breekt. [moet hetzelfde zijn als begincitaat of andersom]]
Marc,
Ik wil je vragen opnieuw de disharmonie te overwegen
waar je gevoelig voor bent geworden.
Is het niet deze laatste weerstand
waar je zo halsstarrig aan vasthoudt?
Overweeg dit goed.
Laat dit een teken voor je zijn:
dat wat moeiteloos vloeit in jouw ervaring
is, inderdaad, de Wil van de Vader.
Dat wat vermoeidheid geeft
of wat zwaarte brengt in je gelaat,
is enkel het gewicht van schaduwen al lang ontgroeid.
Ik zou hier niet over spreken als het niet zo was.
En wat is je angst?
Is het ook niet voor het afstand doen van je schaduwen?
En is dit niet slechts het vasthouden aan
de werkelijkheid van de wereld?
Ik geef aan jou deze waarheid:
de wereld wordt getransformeerd door
de vernieuwing van jouw denkgeest,
want deze ‘ver-nieuwing’
is de terugkeer van de Zoon naar zijn Vaders Koninkrijk,
een volmaakte staat van Zijn die
de wereld verlicht;
zijn schaduwen verdwijnen slechts in een toevloed
van schittering wat jouw rechtmatige thuis is.
Inderdaad ,
het Koninkrijk is reeds over de aarde verspreid,
maar de mens beseft het niet.
Wil jij Mij niet helpen bij het
transformeren van de wereld door
de vernieuwing van de denkgeest van de Zoon?
Want hiervoor ben je in de wereld gekomen.
Want hiervoor heb je aan de wereld geleden.
Want hiervoor heb jij Mij gezocht.
Laat hierover geen misverstand zijn:
wat zich voor jou ontvouwt door middel van deze
communicaties is alleen de manifestatie
van jouw verlangen in dit werk te delen.
Jouw pijn is slechts jouw weigering
de vervulling van dat verlangen te aanvaarden.
Nu, zullen we je verlaten.
Draal niet langer.
Inderdaad, de tijd is gekomen.
Het einde van de reis is zeker.
Zelfs de tijd is gekozen.
Dat wat IK BEN,
is altijd bij jou,
want wat IK BEN
ben jij.
Amen.
*****
15 februari 1988
Nu, beginnen we.
Zo zal het zijn.
Het einde is genaderd,
de schaduwen verbleken
in licht, onbevattelijk
voor de denkgeest van de mens.
Om gewiegd te worden aan de boezem
van goddelijke wijsheid,
moet het eerst worden geleegd
van alle sporen van zelf,
Want ‘zelf’ is een vervorming
van dat wat alleen Werkelijk is.
IK BEN Dat.
Voor altijd bestaat niet,
want in waarheid,
is er geen tijd.
Er is alleen dit moment
en daarin het verrijzen van alle werelden.
Weet dit:
dat wat jij bent
verblijft in alle tijden en plaatsen,
echter is altijd voorbij de schaduwen van illusie.
Het licht dat IK BEN daagt
in de herkenning
van wat alleen Is.
Jouw enige taak is het toe te laten.
De sleutels heb ik je gegeven,
en deze heb je gebruikt.
Want het Koninkrijk kan niet worden benaderd
als er niet eerst verlangen is,
noch kan er beweging naar toe zijn
zonder heldere en compromisloze intentie.
Maar de belangrijkste van de sleutels is toelaten
want toegang daarin kan niet worden bereikt
door zelf-inspanning
maar alleen door zelf-ontbinding.
Hierin ligt de essentie van Mijn evangelie:
niet door veel inspanning,
noch door louter geloof
wordt het Koninkrijk betreden,
maar alleen door het einde van illusies.
Onderwijs dit.
Wees dit.
Aldus verkondigt de ontwaakte Zoon:
“Ik en Mijn Vader zijn Een”.
Vrede,
en weer zeg ik vrede,
tot de enig geborene van de Heilige Vader.
Amen.
*****
Hij spreekt. Ik schrijf. Alles lijkt te verdwijnen. Onbewust van mijn fysieke omgeving heeft het vervagende licht van de verdwijnende dag geen invloed terwijl de pen langs de lijnen op het papier vliegt. Het eindigt. Hij vervaagt zachtjes en ik keer terug naar wat wij werkelijkheid noemen. Ik zit in een stil appartement en hoor nu het geluid van een pratend stel, dat op het trottoir onder mijn raam langsloopt.
Ik moet het licht aandoen om de woorden te lezen, worstelend met het ontcijferen van mijn eigen haastige krabbels. Ik ben klaar en ril onwillekeurig, maar niet omdat ik het koud heb. Dit is radicaal. Het is niet wat ik geleerd heb. Het is niet het officiële dogma van mijn eigen menselijke familie. Volgen waar het heen leidt verlangt een moed waarvan ik niet zeker weet of ik die bezit (en waarvan ik niet zeker weet of ik die wil bezitten). Toch word ik erdoor aangetrokken. Er is een gevoel diep in mij dat wil uitschreeuwen: “Ja. Ja!”
Plato schreef eens een nu beroemde allegorie, De Grot. In de grot leefden mensen hun leven met hun gezicht naar de muur gekeerd, nooit draaiden ze zich om om te zien wat er verder in de grot was. Hun hele ervaring draaide om hun interactie met schaduwen op de muren van de grot. In de loop van generaties gingen zij geloven dat de schaduwen hun hele werkelijkheid omvatten; er was geen reden om zich om te draaien.
Maar op een dag, zonder aanwijsbare reden, draaide een jonge knaap zijn hoofd een klein beetje. Eerst was hij gedesoriënteerd en snapte niet wat hij zag. Geleidelijk, echter, werd het hem duidelijk dat de mensen in de grot op zo’n manier geketend waren dat zij alleen de schaduwen zagen. Hij zag dat de grot veel groter was dan hem was geleerd. Hij zag een gigantisch vuur op enige afstand, dat brandend werd gehouden door enkele individuen die erg op hem leken. Tot zijn schrik besefte hij dat de schaduwen op de muur feitelijk werden veroorzaakt door de dans van het licht van het vuur. Zij waren helemaal niet echt!
Hij leerde hoe hij de ketenen die hem ongewild hadden vastgehouden kon laten vallen, sloop zachtjes langs de Bewakers van het Vuur, en merkte een spoortje licht op dat van ergens boven hem binnenkwam. Met grote moeite klom hij naar boven naar waar het licht doorheen scheen en tilde zichzelf uit de grot. De schittering van het licht was eerst verblindend. Alles was kristalhelder! Hier waren helemaal geen schaduwen!
Toen dacht hij aan zijn familie en vrienden in de grot, nog altijd betoverd door schaduwen. Hij klom weer de grot in, keerde terug naar zijn plek langs de grotwand en begon opgewonden over zijn ervaring te vertellen. Sommigen deden alsof ze hem niet hoorden, hun gezichten uitdrukkingsloos. Anderen draaiden zich even om en keken daarna weg. Weer anderen waarschuwden de jongeman dat het licht een oude mythe was, die de hogepriesters en leiders van de grotbewoners lang geleden als fantasie hadden afgedaan, en dat hij er goed aan zou doen het te vergeten. En enkelen, een paar enkelingen wilden er meer over horen.
Is dat wat de wereld is? Woon ik, wonen wij in een grot, bezig met schaduwen die we zelf op de wand werpen?
Ben ik er klaar voor om mijn wereld los te laten? Het is de enige die ik ken, en zelfs deze ken ik niet goed. Of ben ik simpelweg bang voor wat achter de grenzen ligt – de verbanning van mijn autoriteit – van de consensus over ‘waarheid’?
*****
20 februari 1988
Misschien is het alleen het gevoel van intensiteit waarmee de communicaties van Jeshua doorkwamen, of misschien is het de uitdaging van deze boodschap ten opzichte van mijn eigen kijk op de wereld, opgebouwd in de afgelopen vijfendertig jaar – maar ik voel, nee, ik worstel met, druk binnenin mezelf.
Ik geef toe dat ik soms wens dat ik naïever was. Minder in dubio. Of misschien heeft Kendra gelijk. Misschien is het, achteraf gezien, een kwestie van vertrouwen. De laatste tijd merk ik soms dat ik verloren ben in een wervelwind van gedachten over wat er met me gebeurt. Ik vraag me af wat de bron is van deze ervaring genaamd ‘Jeshua’. Ik zoek naar een verborgen ego motief, dat er zeker moet zijn en ik wanhoop omdat ik het niet kan vinden.
Dit is ongemakkelijk. Soms herken ik het kind in mij dat iemand wil vinden die het allemaal laat verdwijnen. Maar na vele jaren van zelf-observatie, spirituele oefeningen, en zelf-verbetering, weet ik dat ik hetzij gezegend ben met, hetzij vervloekt ben door een levensoriëntatie, het beste samengevat door William James:
“Rondom ons zijn oneindige werelden, afgescheiden van ons door het dunste scherm. Voor het grootste deel blijven ze voor ons verborgen, maar bij gelegenheid kunnen ze doorbreken om zich aan ons te openbaren. Daarom moeten we voorzichtig zijn voor het geval we onze rekening met de werkelijkheid te snel sluiten.”
Mijn bereidheid om mijn rekening open te laten is zowel een vloek als een zegen. Maar dit is anders dan alles wat ik ooit ben tegengekomen. Mijn intellect schijnt niet in staat de ervaring of de betekenis van de boodschap van Jeshua te verklaren. Misschien daarom, houd ik me er gewoon zo min mogelijk mee bezig en ga door met mijn leven zoals ik gewend ben, zoals ik denk dat het moet. Tenminste, dat probeer ik. Toch staat een deel van mij erop dat ik al het mogelijke doe om het te begrijpen, te integreren.
Ik pak de telefoon en druk de code in dat automatisch het nummer van Kendra belt. Opnieuw heb ik teveel tijd voorbij laten gaan sinds ik contact heb gehad met deze zachtaardige ziel die ik van ganser harte liefheb. Ik weet dat dit is omdat ik “rustig aan wil doen”, alsof ik haar vriendschap zou kunnen opgebruiken en er niet genoeg is!
“Hallo Kendra?”
“Marc, hallo! Grappig dat je belt. Ik heb de laatste tijd veel aan je gedacht.” Ze pauzeert even en gaat dan verder. “Overleef je het?
“Altijd, zoals gewoonlijk. Het is okay als je nu zegt: ‘Heb ik dit niet lang geleden al gezegd?’ – dus je kunt het net zo goed zeggen!”
Er klinkt een kort gegiechel voor ze plichtsgetrouw de woorden herhaalt, dan vraagt: “Okay, wat had ik voorgesteld?”
“Dat ik een sessie met Jeremiah zou kunnen afspreken om te zien of hij enig licht over dit alles kan laten schijnen.”
Ik klem de hoorn tussen mijn oor en mijn schouder en pak een potlood en bloknoot. “Weet je, ik zou op dit moment heel blij zijn als Jeremiah mij zou vertellen dat dit alles een projectie is van mijn onderbewuste megalomanische verlangens. Misschien kan ik een recept krijgen tegen het horen van stemmen! Maar geef me het nummer, dan kan ik zien of ik iets kan afspreken.”
Kendra herinnert me er aan dat Billie Ogden, het kanaal voor Jeremiah, vaak lang van tevoren volgeboekt is.
“Laat me haar dan nu bellen nu ik in de flow zit, en ik bel je meteen terug.”
“Na een paar minuten ben ik weer aan de telefoon met Kendra. “Raad eens. Ze had net een afzegging, en ik kan morgen naar haar toe.”
Kendra kan deze kans natuurlijk niet voorbij laten gaan. “Dus dat betekent dat ik je morgenavond zie, oké?”
Ik glimlach en weet dat ik nu geen andere keus heb dan hiermee door te gaan. “Morgenavond is oké, dank je voor het nummer. Dag.”
*****
Na beleefdheden te hebben uitgewisseld met Billie, zetten we de taperecorder aan en we settelen ons op de bank. Ik doe mijn best om te ontspannen en wacht op de verandering die plaatsvindt als Billie vertrekt en Jeremiah verschijnt. Wat het ook voor fenomeen is, ik ben altijd gefascineerd door de opmerkelijke veranderingen die plaatsvinden. Billie’s gezicht verandert subtiel van vorm en haar lichaam lijkt op de een of andere manier langer te worden.
Eindelijk richt ze haar hoofd op en een stem, anders dan die van Billie, begint te spreken: “Lief hart, heb je vragen?”
“Ja”, antwoord ik. “Eigenlijk was ik van plan een lijst voor te bereiden, maar ik besloot om gewoon de flow van onze sessie te vertrouwen.”
Er is een lichte glimlach. “Daarin is wijsheid, lief hart.”
“Een van de problemen die ik heb is dat, terwijl ik leer naar mijn hart te luisteren, het opvolgen ervan iets heel anders lijkt.”
“Is omdat je verward raakt met je intellect. Dat wat pijn doet, lief hart, is de verwarring tussen het intellect en het hart. Deze keer zeggen we je dat de beste manier om je hart te volgen is om alleen maar bereid te zijn los te laten wat je weet. Om de training die je gehad hebt los te laten. De bron van alle leven, zie je, is wat je God kunt noemen, of Liefde, of Eenheid van alles. Lief hart, tot je loslaat wie je denkt dat je bent, kun je geen wijsheid ontvangen vanuit het Universum.”
Ik verschuif een beetje zodat ik Jeremiah direct aan kan kijken, en vraag: “Kun je enig licht werpen op mijn ervaring met Jezus, zo ik die al heb gehad?” Ik wilde weten of ik informatie zou ontvangen vergelijkbaar met wat Kendra ontving zoveel maanden geleden. Ik heb opzettelijk noch Kendra, noch Jeshua genoemd.
Er is een hele lange pauze, en het antwoord van Jeremiah onderbreekt abrupt mijn gedachten: “Het gaat niet zozeer om jouw ervaring met Jeshua, maar het gaat erom dat je hem bent. Dat is jouw leven.”
Jeremiah gebruikte de naam “Jeshua”, maar ik weet dat ik deze naam had vermeden! Op geen enkele wijze had Billie over hem kunnen weten!
Ik struikel over mijn eigen woorden: “Dat, eh, dat is, eh, mijn leven? Kun je, eh, wil je, eh, dat verduidelijken, alsjeblieft?”
“Eerst zullen we iets uitleggen over wat jij ‘levens’ noemt, voor een beter begrip. Is niet zozeer, lief hart, dat je vele, vele levens hebt, een hier, een daar, dan een andere, in wat je tijd noemt. Je hebt geen zogenaamde ‘vorige’ levens. Wij spreken over vorige levens omdat de menselijke denkgeest dat begrijpt, maar in waarheid, is dit niet zo. Jij hebt alleen levens die je nu leeft.”
Ik voel mezelf voorover buigen, mijn oren gespitst op elk woord.
“Zie je, lief hart, je bent als een boek, en er zijn vele pagina’s in het boek en alle pagina’s zijn transparant. Daarom, wanneer je naar het boek kijkt, zie je het geheel. Maar als je er een enkele pagina uit neemt, dan zie je alleen die pagina. Hoe verder je weg gaat van het boek, hoe minder je ervan kunt zien, dus noem je het ‘vorige levens’. Maar, inderdaad, dat is het niet. Het is nog steeds jouw leven. Jij bent op vele plaatsen tegelijkertijd, en leeft vele levens, nu. Jij bent het wezen waarnaar je vraagt.”
Ik ben verdoofd. “Ik, eh, ik ben dit wezen dat ik ‘Jeshua’ noem?”
“Is zo. Snap je?”
“Eh, ja.” Oké. Ik mag dan de woorden begrijpen die ik zojuist heb gehoord, maar hun betekenis – nou, dat is iets anders. Iets zegt me dat de Paus het hier totaal niet mee eens zou zijn.
“Jeremiah, wij groeien op hier, in een cultuur met, tsja, een nogal andere kijk op Jezus. En nu zeg je dat ik dat leven ben?”
“Is zo.”
“Dus jij zegt dat, zoals de laatste tijd, Jeshua steeds duidelijker met mij communiceert, dat ik, eh, ik ben…”
Jeremiah maakt de zin voor me af: “Het is dat je bereid bent te kijken naar de pagina’s die je bent.”
Ik ben tot zwijgen gebracht terwijl mijn denkgeest probeert te begrijpen wat ik hoor, en ik zie de onvermijdelijke conclusies kort voorbijtrekken als beelden op een onzichtbaar scherm, conclusies die de wereld op zijn kop en binnenste buiten zetten. Dit is radicaal, in de meest fundamentele zin van het woord.
“Lief hart, het is oké.” Jeremiahs stem is zachter nu en kalmeert mijn verfomfaaide zenuwen. Hij ziet mijn benarde toestand ook al zijn zijn ogen gesloten. “Is dat jij hebt wat jij ‘oordeel’ noemt. Is dat jij een denkwereld hebt gecreëerd die zegt dat je alleen dit wezen bent, genaamd ‘Marc’. Daarom, omdat jij denkt dat dit alles is wat je bent, heeft het niet dezelfde waarde als dit wezen dat jij ‘Jeshua’ noemt.
“Het is het patroon dat we zien in het raamwerk van jouw wezen, dat je wel weet dat we allen de eniggeboren zonen van God zijn, maar er toch nog steeds op staat dat Jeshua de enige echte geboren Zoon van God is. Daarom kun je de gelijkheid niet zien. Maar, lief hart, er is alleen gelijkheid, omdat er alleen één Denkgeest is. Totdat je bereid bent naar jouw broeder te kijken als jouw zelf want, inderdaad, het is zo dat je het leven van ieder wezen leidt….”
Nu is het mijn beurt om te interrumperen. “Ik …ik leef het leven van ieder wezen?”
“Is zo. Ieder leven ooit geleefd is maar één leven. Er is geen afscheiding. Je moet weten, lief hart, dat jij de heilige eniggeboren Zoon van God bent, de enige geboren Zoon van God. Snap je?”
Ik zit heel stil en staar naar helemaal niets. Ik weet niet hoeveel tijd er verstrijkt, daar zittend, starend in de ruimte. Wat zou een buitenstaander zien? Een man en een vrouw, zittend op een bank, in stilte. Niet verloren in de panacee genaamd televisie, noch luisterend naar muziek, schijnbaar totaal niet in interactie. Gewoon twee lichamen, zittend op de bank.
Maar innerlijk is er niets stil. Energie pulseert door elke cel van mijn lichaam. Beelden racen door mijn denkgeest; flitsen van schitterende, gekleurde lichten schijnen voorbij te vliegen alsof ik met ongelofelijke snelheid voortreis.
Eindelijk ben ik in staat om te spreken, en terwijl ik dat doe keert de mij meer vertrouwde omgeving terug, hoewel ik nog steeds niet beweeg en zelfs mijn hoofd niet draai om Jeremiah aan te kijken. Ergens vanbinnen weet ik dat we dit gesprek voort kunnen zetten zonder in dezelfde kamer te zijn, of zelfs op dezelfde planeet.
“Dus, de Zoon doet dit allemaal? Wij zijn allemaal de moordenaar, de verkrachter, de koning en de dichter?”
Jeremiah glimlacht nu en spreekt gemakkelijk, zelfverzekerd, als een leraar die er van overtuigd is dat zijn student het, op zijn minst, begint te begrijpen. “Wanneer iemand zich volledig gewaar begint te worden van dat wat hij is, dan zal iedereen dichter naar die Eenheid toe gaan. Het grootse geschenk dat je de wereld kunt geven is je volledig gewaar te worden van wie je bent. Wanneer je houdt van alles wat je bent, heb je de mensheid deze liefde gegeven, die aanvaarding, want als je ontwaakt tot wie je bent zul je jezelf herkennen in alle dingen.”
Meteen gaat Jeremiah door: “Het komt omdat jullie deze minuscule grenzen hebben, deze regeltjes die zeggen wat het leven is. En omdat wat jij ontvangt niet binnen deze regels past is het lastig om er mee om te gaan. Het past niet in het hokje. Je moet de grenzen van je denkgeest verleggen. Daarom zeggen we je om toe te laten. Laat het zijn, ook al past het niet binnen je huidige waarneming. Dit zal de grenzen van je denkgeest verruimen.”
Langzaam knik ik met mijn hoofd, reik naar de taperecorder en zet hem uit. Van binnen zeg ik “dank je” tegen Jeremiah, leun dan achterover op de bank, en wacht tot Jeremiah vertrekt en Billie terugkeert.
Billie biedt me wat verfrissingen aan. “Vaak zijn mensen niet meteen klaar om te vertrekken. Eerst voelde ik me daar ongemakkelijk bij omdat ik niet wist of ik iets moest zeggen of doen. Dus heb ik er maar een gewoonte van gemaakt om gewoon even samen te zijn.”
“Heb je enig idee wat er in deze sessies gebeurt?” vraag ik.
“Nee. Maar terugkomen was lastiger deze keer. Ik denk dat de energie van Jeremiah tamelijk sterk was.“ Ze lijkt niet echt geïnteresseerd in dit soort vragen dus laat ik het vallen.
“Ik denk dat ik de thee oversla, en vertrek.”
Bij de deur stop ik en draai me om naar haar: “dank-je-wel zeggen lijkt niet echt genoeg, maar ik ben blij dat je dit laat gebeuren.”
Billie lacht breeduit. “Oh, ik heb geleerd dat het oké is. Ik bedoel, het lijkt veel mensen te helpen en dat is alles wat ik erover hoef te weten.”
Ik knik, draai me om, en loop door de hal naar de lift. Terwijl ik eerst heuvelafwaarts rijd, daarna door Seattle, merk ik het verkeer nauwelijks op. De anderhalf uur durende rit naar het zuiden, naar Kendra is in een oogwenk voorbij.
“Kom binnen! Hoe ging het? Heb je de opname?” Kendra is duidelijk opgewonden en nieuwsgierig.
Zonder iets te zeggen, geef ik haar een grote, lange hug, dan geef ik haar de tape en ga op de vloer zitten. Ik kijk naar haar terwijl ze naar de andere kant van de kamer loopt waar ze een antieke kast opent waarin zich haar stereo apparatuur bevindt. Ze schuift de tape erin en gaat naast me op de vloer zitten.
Terwijl we luisteren zie ik dat Kendra er ‘helemaal in zit’, ze luistert aandachtig naar elk woord. Als de tape het deel over Jeshua bereikt voel ik mijn hart sneller kloppen, in afwachting van haar reactie:
“Het gaat niet zozeer om jouw ervaring met Jeshua, maar het gaat erom dat je hem bent. Dat is jouw leven.”
Kendra draait haar hoofd in mijn richting, haar ogen zijn verrast en vragen om een verklaring.
“Het betekent niet wat je denkt. In ieder geval niet precies.”
Eindelijk is de tape afgelopen. Na een tijdje zegt Kendra zachtjes. “Nou, daar valt niet veel op te zeggen.” Ze begint te giechelen.
“Wat is er zo grappig?”
Ze kijkt me schuin aan. “Ik weet het niet. Niets denk ik. Misschien lach ik omdat ik niet weet wat ik moet zeggen!”
Ik voel een mogelijkheid om een haar een plaagstootje te geven: dat juist zij sprakeloos is…, maar ik laat het voorbijgaan. “Herinner je je het deel over toelaten?” vraag ik.
“Ja”, antwoord ze. “Waarom?”
“Jeshua heeft daar met me over gesproken. Hij zei dat het stadium van mijn eigen ontwakingsproces, het stadium van ‘toelaten’ is. Wel een eigenaardig toeval vind je niet?
Lachend, met sprankelende ogen, antwoordt Kendra, zonder te pauzeren om er over na te denken. “’Toeval’ is een woord voor verbanden die we niet begrijpen of niet willen begrijpen.” Ze kijkt me aan en gaat dan verder: “En dat weet jij ook!”
Ik lach terug naar haar. “Ja. Hé, misschien werken al deze niet-fysieke wezens wel samen. Wat denk jij?”
“Ik denk,” ze pauzeert en haalt diep adem. “Ik denk dat als je überhaupt al naar hen luistert, het veel meer is dan samenwerking.”
“Wat bedoel je?” Ik stel de vraag, maar weet het antwoord al.
“Er is maar één Denkgeest.”
We kijken elkaar lange tijd aan, of onszelf. Of de ene Denkgeest, de ene Zoon, kijkt zichzelf aan.
Welke woorden ook gebruikt worden om de ervaring te beschrijven, er is een gevoel, een kortstondig weten buiten alle twijfel dat voor ons beiden – alle grenzen, alle scheidingen, alle twijfels wegsmelten.
“Nou,” zeg ik eindelijk, bijna fluisterend, “Ik denk dat ik naar huis moet.”
Ik zou zweren dat de sprankel in haar ogen een beetje vervaagt, en ik voel dat de betovering is verbroken. Of is het, misschien, dat we ervoor kiezen er naar terug te gaan?
Op weg naar huis voelt het alsof ik me anderhalve meter boven de grond bevind. De skyline van Tacoma City vibreert met energie. Zelfs op dit moment, na al die tijd met Jeshua, en de impact van de sessie met Jeremiah herken ik al een nu vertrouwde energie die bijna onmerkbaar in mij oprijst. Heb je ooit ervaren dat je iets zeker weet, en ook net zo zeker weet dat je weigert dat te accepteren, ongeacht hoe duidelijk het is? Misschien lijkt het simpeler op die manier.
*****
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!