Hoofdstuk 7
Niet zoals de wereld geeft,
geef ik aan jou.
Maar mijn geven is slechts
jouw geven aan jezelf.
Wanneer zul je ervoor kiezen dat te accepteren?
17 augustus 1988
“Wayne heeft net gebeld.”
Ik leg de laatste hand aan het stroomschema dat ik heb ontworpen; druk op de F7 toets om het document op te slaan, en draai me dan om naar Geoff. “Wat zeg je?”
“Ik ben net gebeld door Wayne.” Geoff lacht niet. Feitelijk is zijn gezicht getekend door een aan pijn grenzende uitdrukking. Hij werpt een blik op mij en kijkt dan naar de vloer. Dit voelt niet goed.
“Wat gebeurt er dezer dagen in Columbus?” vraag ik, verwijzend naar het hoofdkantoor van het softwarebedrijf waar wij voor werken. Het is een zeer bevredigende relatie, en de toekomst is rooskleurig.
Geoff wendt zijn hoofd af en kijkt uit het raam. Wat het ook is, hij wil het liever niet zeggen. “Wayne vertelde me net dat onze loonstrookjes misschien worden geweigerd.”
“Zeg het nog eens?” Ik weet zeker dat ik niet gehoord heb wat ik hoorde.
“Hij zei dat onze salarissen misschien niet worden uitbetaald.” Terry, onze onderhoudstechnicus, zijn oren gespitst door Geoffs woorden, stormt mijn kantoor binnen met een vragende uitdrukking van ongeloof.
Geoff gaat verder. “Verdomme! Er zijn blijkbaar grote geldproblemen op dit moment. Ik weet niet wat er aan de hand is. Wayne is dan wel de vice-president, maar hij lijkt zelf ook niet veel te weten. Er is iets aan de hand daar.”
” Wat voor geldproblemen?!” onderbreek ik. “We hebben de afgelopen twee maanden voor $150.000 aan zaken gedaan en ze kunnen geen salarissen uitbetalen?”
Geoff huivert. “Ik weet het, ik weet het. Op dit moment weet ik niet wat ik je anders kan vertellen. Verdomme!” Zijn frustratie ontploft als hij met zijn vuist tegen de muur slaat, diep ademhaalt en zucht.
We zitten alle drie aan de telefoon met onze bank, en de antwoorden zijn dezelfde. Onze salaris cheques zijn niet uitbetaald.
Frustratie, woede, angst, verwarring en een gevoel van desoriëntatie gaan ongebreideld door ons hoofd de volgende paar minuten. Uiteindelijk krijgen we Wayne aan de lijn, we praten alledrie tegelijk via onze afzonderlijke kantoortelefoons, totdat Wayne om stilte roept.
“Kijk! Ik ben hier net zo ondersteboven van als jullie. We dachten dat we
$200.000 garantie hadden van onze financiers, en dus hebben we ons vermogen gebruikt om onze markt uit te breiden, zoals die van jullie daar in Washington. Maar de garantie is teruggetrokken. Misschien was het er niet, ik weet het niet. De bank heeft ons tegoed bevroren. Er is geen geld beschikbaar.”
De werkelijkheid begint tot me door te dringen. Het komt bij me op om te vragen naar de commissies, met name de ontwikkelingsvergoeding die ons is verschuldigd voor de softwareproducten die we voor het bedrijf hadden ontworpen. Een bedrag van
$10,000 is aan ons verschuldigd binnen nog maar 45 dagen.
Na een lange pauze zegt Wayne langzaam. “Het lijkt erop dat het allemaal voorbij is, Marc.”
“Hoe zit het met de cheques die over een week binnen moeten zijn over de maand augustus?”
Stilte is het enige antwoord dat we hoeven te horen.
Tegen het einde van de dag dringt het met volle kracht tot me door. Ik ben twee maandsalarissen kwijt, nog een paar duizend aan commissie, en – het belangrijkste – mijn deel van de ontwikkelingskosten die op 1 oktober moeten worden betaald. Voor dat geld was ik in zee gegaan met dit project. Zelfs voorzichtige schattingen van de royalty’s zouden genoeg inkomsten hebben opgeleverd om me in staat te stellen te stoppen met elke dag te werken.
Dan word ik gegrepen door een verlammende angst . Alles bij elkaar heb ik genoeg geld om de maand oktober door te komen. En dat is het dan.
Uiteindelijk kijk ik op van mijn financiële administratie en staar uit het raam naar duisternis, alleen mijn eigen spiegelbeeld staart wezenloos terug. Zo gaat veel tijd voorbij, gewoon starend alsof ik gekluisterd ben aan – en door – dit transparante beeld van mezelf.
Gedachten beginnen rond te tollen en achtervolgen elkaar, visioenen van hoe het zou zijn geweest, beelden van wat ik had verwacht, denkbeeldige rampen die me nog zullen overkomen, allemaal ronddraaiend om de kern van Waynes enige boodschap aan ons: “Er is geen geld.”
Maar nu verschuift er iets. Het beeld en de razende gedachten lossen op, en worden vervangen door gevoelens, energie die door me heen pulseert. Ik voel het eerst in mijn zonnevlecht, dan bouwt het op en duwt door mijn borstkas. Onwillekeurig begin ik heel diep te ademen, en de energie blijft zich naar boven bewegen. De kwaliteit verandert, en lijkt nu mijn hoofd te vullen, en plotseling barst ik in lachen uit. God, ik lach zoals ik in jaren niet gelachen heb, misschien wel nooit! Het is geen lachen van de zenuwen, en ook niet van hulpeloosheid. Het is lachen van vrijheid!
Ik heb niets verloren. Ik ben geen baan kwijt, geen royalty’s, geen commissie – niets. Wat ik heb verloren, is een last, de last van het geloof dat ik moet werken om vooruit te komen, om iets te krijgen waarvan ik dacht dat ik het niet had. Nee, er is niets van enig belang verloren gegaan. Het enige dat er gebeurd is, is dat een bubbel is gebarsten.
En terwijl dat besef doordringt, gaat de telefoon.
*****
“Hallo?”
“Hoi, met Kendra. Ik weet dat dit raar zal klinken, maar is alles oké?”
Overvallen door de griezelige timing van haar telefoontje, en ook door haar vraag, antwoord ik niet onmiddellijk, en dus gaat ze verder. “Ik was bezig naar bed te gaan, en opeens had ik de overweldigende neiging om je te bellen, en, nou ja, heel even was ik eigenlijk een beetje bang. Gek, hè?”
Het valt me op dat te weinig van ons genoeg vertrouwen hebben in onze intuïtie om er gevolg aan te geven, zoals zij heeft gedaan. Zittend in de harde stoel naast de telefoon, vertel ik haar wat er vandaag gebeurd is.
“God, dat is eng! Ik weet niet wat ik zou doen!” En dan, wat zachter: “Wat ga je doen?”
Ik wacht even, en realiseer me dat ik er niet echt over nagedacht heb, maar mijn antwoord komt snel. “Nou, ik heb mijn yogalessen die binnenkort weer beginnen. Misschien ga ik ze uitbreiden, misschien ga ik zelfs wat promotie werk doen. En, tsja, ik ga schrijven.”
De kogel is door de kerk.
“En wat ga je precies schrijven?” Haar stem verraadt haar vermoeden dat ze het antwoord al weet.
“Het voelt alsof het tijd is om te beginnen… Ik bedoel, ik zit hier min of meer zonder geld, en geen idee wat ‘De Jeshua Brieven’ zou moeten worden. Ik heb het gevoel dat ik in een mist staar die alles voor me verbergt, maar ik heb het eigenaardige gevoel dat de mist volkomen veilig is.”
Kendra vraagt het voor de hand liggende. “Hoe ga je het redden?”
“Dat is het raarste. Tenminste, voor mij klinkt het vreemd. Het lijkt zo duidelijk – op dit moment – dat ik al die jaren heb geloofd dat er een soort veiligheid is in de wereld, en nu is het alsof ik wakker word uit een droom of zoiets. Mijn rationele verstand wil volhouden dat dit maar een tijdelijke tegenslag is, en dat ik weer iets bijeen moet gaan scharrelen om die veiligheid te creëren. Maar een dieper deel van me lijkt te weten dat het niet nodig is, en dat het geen zin heeft om die koers nog langer te volgen.”
” Voel je je daar goed bij?”
Ik zucht, en Kendra zwijgt, zodat ik tijd heb om mijn gevoelens te ordenen. “Ja. Nou, nee. Ik weet dat het onlogisch is, en toch, op het moment dat de bubbel barstte, was het op de een of andere manier volkomen logisch. Het voelt, alsof dit is wat ik behoor te doen. Het is dat diepere gevoel dat mijn rationele verstand dat gedachten van angst en paniek schreeuwt, overstemt.”
Weer is er een lange pauze, terwijl Kendra me de ruimte geeft om mijn gedachten verder te ordenen.
“Ik weet het niet. Misschien ben ik wel gek. Ik denk dat het ergste wat me kan overkomen is dat ik eindig als dakloze zwerfster.”
“Dakloze zwerfster?”
“Ja. Ik zal me moeten vermommen, zodat niemand ziet hoe erg ik me schaam.” We lachen allebei even en worden dan weer stil.
“Kendra, dit raakt me heel erg. Ik bedoel, er is iets dat effect op me heeft. Zo ben ik niet, weet je? Ik heb helemaal geen geld, geen baan. Ik voel allerlei emoties over alles wat er ineens gebeurd is, alsof het vloerkleed onder me vandaan is getrokken. En toch, daaronder is een verborgen, stil gevoel dat dit goed is. Alsof alles in orde is. Alles dat er is gebeurd, en alles wat er gaat gebeuren.
Eigenlijk ben ik in de war. Zo nu en dan wordt de rationele stem in mij zo luid dat hij het lijkt te winnen, en weet ik zeker dat ik niet goed bij mijn hoofd ben, en dat ik maar beter naar de realiteit terug kan keren. Maar dan komt dat rustige, vredige gevoel weer naar boven, en voel ik heel zeker dat wat ik tegen je zeg is wat ik ga doen. Ik ga het boek schrijven.”
Weer een lange pauze.
“Dus,” zegt Kendra eindelijk, bijna fluisterend, “het is aan het gebeuren. Ik bedoel, het is zich werkelijk aan het ontvouwen”.
“Herinner je je de boeken van Castaneda?” vraag ik, wetend dat ze tot haar favorieten behoren: “Weet je nog dat Castaneda van de klif moet springen in het duister van de nacht? Nou, ik heb het gevoel dat ik, zonder het te weten, gesprongen ben. Meestal voelt het goed. Maar soms ook begin ik te schoppen en te schreeuwen, ook al blijf ik vallen. En het vallen voelt absoluut goed, hoe hevig mijn angstaanvallen ook zijn. Het voelt alsof het in slow motion gebeurt, maar ik weet dat het gebeurt, nu, zelfs terwijl ik met je praat.”
Het horen van mijn eigen woorden vergroot de werkelijkheid ervan. Ik ben van de klif afgesprongen, een klif waarvan ik nooit had gedacht zelfs maar in de buurt te komen. Ik ga De Jeshua Brieven publiceren, en laat komen wat komt.
“Wanneer kan ik het lezen?” vraagt Kendra.
Mijn antwoord komt zo vlug dat de woorden er al uit rollen voor ik ze kan bedenken. “Het manuscript is klaar met Kerstmis, en ik zal een paar exemplaren onder vrienden laten rondgaan voordat ik een manier ga zoeken om het uit te geven.”
Met de Kerst?! Ik ben nog niet eens begonnen met het uitschrijven van de communicaties, noch heb ik enig idee wat ik er mee moet! Is dit een voorproefje van wat het betekent om van de klif te springen?
“Kendra?”
“Ja?”
“Vind je het erg als ik iets heel vreemds vertel?”
Ze lacht, en haar reactie is bijna vrolijk.
“Bedoel je dat alles nog niet vreemd genoeg is?”
“Kendra, de afgelopen weken is er, soms in meditatie, soms gewoon tussendoor, een beeld van een vrouw in mijn gedachten verschenen. Daarbij heeft Jeshua voorgesteld dat ik deze vrouw ga opzoeken. Eerst wist ik niet wat ervan te denken, maar toch voelde ik dat ik haar kende, ook al is het iemand die ik nog nooit heb ontmoet.
“Nou, vorige week herinnerde ik mij plotseling een oude zakenrelatie die het had over een christelijke mystica in Seattle op wie hij nogal gesteld was. Het raakte me diep omdat hij zei dat ze ‘met Jezus spreekt’.
“Hoe dan ook, ik heb haar naam en nummer gekregen, en heb haar opgebeld. Ik heb morgen een afspraak met haar. Toen ik de afspraak maakte, had ik geen idee hoe ik weg zou kunnen komen van mijn werk. Verrassing, verrassing!”
Ons gesprek eindigt met Kendra’s onvoorwaardelijke steun, samen met haar nadrukkelijke verzoek dat ik haar alles vertel over mijn ontmoeting met ‘die mystieke dame’.
*****
Ik ben een kwartier te vroeg, dus rij ik langzaam langs het statige oude landhuis – dat nu Gethsemane heet – het huis én het opleidingscentrum van Elizabeth Burrows. De doos met de communicaties staat op de stoel naast me, maar het komt in me op om haar die niet te laten zien. Ik wil niet zozeer over mijn ervaring praten als wel de hare horen. Ik blijf voorlopig maar even in de kast, dank u.
Een paar straten verder keer ik om en parkeer de auto, bewust van mijn zenuwachtigheid terwijl ik de trap oploop en de glas-in-lood deur open. Waarom ben ik hier? “Gewoon met de flow gaan, Marc, gewoon met de flow gaan. Vertrouwen, weet je nog?” denk ik bij mezelf, terwijl ik probeer te ontspannen, mijn adem te vertragen.
De secretaresse van Ms. Burrows begroet me hartelijk en begeleidt me naar boven naar het kantoor van de mystieke dame. Ik hoor hoe haar secretaresse me aankondigt en als ze opzij stapt, zie ik Elizabeth staan – ze is 1 meter 80 lang – haar gezicht straalt met een brede glimlach, haar hand warm uitgestoken. We zijn al net als oude vrienden – althans, zo voelt het voor mij.
Haar haar is kortgeknipt en ze is volledig in het wit gekleed. Blijkbaar hoort ze mijn onuitgesproken vraag en legt uit: “Ik kies ervoor wit te dragen, zie je, omdat het de kleding is die de Essenen droegen, en ik was één van hen, in de tijd van de Meester.”
We raken moeiteloos verzeild in een intrigerend gesprek, we praten over metafysica, yoga, kosmisch bewustzijn, haar herinneringen aan haar leven als Esseense, en haar liefde voor de Meester, degene die Jezus heet. Zij is duidelijk zeer intelligent, heeft veel gestudeerd, en heeft persoonlijke ervaring met mystieke staten van bewustzijn. Zij praat daar eigenlijk gemakkelijk over, zoals ik over het weer of een favoriet restaurant zou praten.
“Elizabeth,” onderbreek ik haar, “ik heb onlangs een ervaring gehad waarover ik je wat wil vragen.”
Nu weet ik waarom ik de communicaties in de doos liet zitten. Ik wil zijn naam niet noemen.
“Op een dag zat ik te mediteren, toen een wezen leek te verschijnen uit een veld van gouden licht…”
Ik hoef niet verder te gaan. Een glimlach verschijnt op haar gezicht; haar ogen kijken niet zozeer naar mij alswel door mij heen, naar iets of iemand die haar zachte vreugde, liefde, eerbied ontlokt.
“Dat is Hem.”
“Hem?” Vraag ik
“Oh, ik bedoel ‘Hij’.”
“Nee, ik verbeter je Engels zeker niet, maar wie is ‘Hij’?”
Ze kijkt me recht aan en zegt: “Wel, de Meester Jezus, natuurlijk,” met haar toon implicerend dat ik dat natuurlijk wist.
Er valt een lange stilte, haar ogen omhelzen me, en dan zegt ze. ” Nu weet ik waarom je hier bent. Er is iets dat je nog mist. Iets dat Hij wil dat je hebt. Alsjeblieft, kom mee.”
Als een gehoorzaam en argeloos kind volg ik haar de trap af, mijn hand glijdt zachtjes langs de bovenkant van de gepolijste, houten leuning. Onderaan de trap slaan we af en gaan de bibliotheek in.
Na een paar ogenblikken langs de boekenplanken te hebben gekeken, pakt ze er twee boeken uit; één klein en heel dun, de andere veel groter en dikker. “Hier zijn ze,” zegt ze, en geeft ze aan mij. “Onze tijd samen is nu voorbij. Ik laat je alleen om jezelf uit te laten.”
Haar vertrek overvalt me een beetje, en na een ogenblik kijk ik naar boeken die ik nooit eerder heb gezien, zelfs niet na twintig jaar uitgebreide studie. Het kleine boekje heet De Ontdekking van het Esseense Evangelie van de Vrede, het grotere is een interpretatie van het Evangelie van de Vrede geschreven door Elizabeth. Elektriciteit stroomt door mijn vingertoppen en omhoog naar mijn armen.
Ik weet dat het tijd is om te gaan, en ik ga dan ook, met de boeken tegen mijn borst geklemd, die warmer en warmer wordt. De hele weg terug naar Tacoma is er een onmiskenbaar gevoel van vreugde. Af en toe reik ik omlaag, en laat mijn hand op de boeken rusten, streel ze, glimlach.
ALLES IS ZOALS HET MOET ZIJN. VERTROUWEN.
Terug in mijn appartement ga ik in de woonkamer zitten, badend in het serene middagzonlicht dat door de luxaflex schijnt, met de boeken op schoot. Weer ga ik er met mijn handen overheen, mijn hart versnelt. Ze had gelijk. Hiervoor ben ik daarheen gestuurd. Ik weet het zonder ze zelfs maar te lezen.
Op mijn gemak, genietend van deze ervaring van helderheid, open ik het grotere boek, en terwijl ik lees, beginnen de tranen te komen – tranen van vreugde, tranen van herkenning. Zonder het geringste spoor van twijfel weet ik dat ik de lessen lees van de Meester, van Jezus, van Jeshua.
Een enorme uitbarsting van energie schiet langs mijn ruggengraat omhoog, explodeert in een stortvloed van beelden, scènes, herinneringen aan een ander leven – een leven dat zeker het mijne is. Terwijl de beelden door me heen stromen, voelbaar in elke cel, stromen mijn tranen vrijelijk, ze laten een diepe spanning los die onbewust de herinneringen heeft tegengehouden. De tranen lijken me tegelijkertijd te overspoelen, me te voeden en me te baden in een vreugde die woorden te boven gaat.
Even zie ik het gezicht van Jona in mijn geestesoog, en herken de identiteit van de “Verhevene”. Mijn leraar, mijn vriend, mijn goeroe: Jeshua, degene die Jezus wordt genoemd.
*****
4 september 1988
Nu, beginnen we.
Opnieuw,
heb je gekozen om ruimte voor Mij te maken,
en daarom kom ik nu naar je toe.
Geliefde,
wordt het Koninkrijk niet
moeiteloos betreden?
Welke worsteling moet worden doorstaan,
welke hindernis overwonnen?
Is zo’n waarneming niet gebaseerd op het geloof
dat illusie Werkelijkheid is?
Nooit ben je afgescheiden
van je Heilige Vader.
Je kiest er gewoon voor om vol te houden dat je dat bent.
Hierin ligt de geboorte…
en voortduring…
van alle strijd,
alle angst,
alle twijfel.
Doorgrond deze waarheid volledig,
en illusie zal niet meer bestaan.
Zullen we nog langer dralen?
De Vader wacht op
de terugkeer van de Zoon,
met geduld geboren
uit niet te bevatten Liefde.
Er zijn geen verkeerde afslagen op jouw reis,
noch op die van wie dan ook.
Je weet dat dit waanzin is voor de wereld,
maar de wereld is waanzin.
Laat het los.
Vandaag zal ik maar kort spreken,
want wat gezegd moet worden is eenvoudig.
Ik wacht op je net voorbij de grens
van je verzet tegen een doel
vrijelijk gegeven,
en geaccepteerd.
IK BEN het einde van je pijn,
die de reis van Afscheiding is.
Je bent er nu maar een ademtocht van verwijderd,
toch is je weerstand je pad
naar de woning van de Vader.
Omarm elk moment van je ervaring ten volle.
Vier het.
Dit zal het proces van uiteindelijke
bevrijding versnellen.
De Jeshua Brieven is het begin
van ons gezamenlijke werk;
jouw doel is om het toe te laten
in het weefsel van illusie
dat de Zoon van de Vader gevangen houdt.
Het is de creatie van nog een deur
die van illusie naar Werkelijkheid leidt.
Verlichting is onontkoombaar.
Onthoud dit altijd
als je naar je mede dromers kijkt.
De Verzoening dienen
is de moeiteloze vreugde kennen
van de wil van de Vader.
Al het andere is niet meer dan weerstand hiertegen.
Ik ben altijd hier,
en zal met je deelnemen
aan dit hoogst vreugdevolle werk
van verzoening van de voorbijgaande verbeelding
van Afscheiding
wanneer je ervoor kiest Mij te erkennen,
in plaats van de wereld.
Vrede zij met je.
Amen.
*****
7 september 1988
Nu, beginnen we.
Geliefde broeders,
Ik wil jullie vragen om de voortgang
van je droom te onderbreken,
zodat ik dit moment met jullie kan doorbrengen.
Ik ben niet verloren voor jullie,
en ik verzeker jullie dat
jullie niet verloren zijn voor Mij.
“Til een rots op, en ook daar
zul je Mij vinden.”
Hoe lang wil je nog wachten
op wat noodzakelijkerwijs onafwendbaar is?
De Dromer zal, inderdaad, ontwaken.
Met nieuwe ogen zien
is de wereld, die je helemaal zelf
hebt gemaakt, transformeren
van een wereld van duisternis
tot een wereld van Licht.
Met nieuwe ogen zien
vereist alleen dat je afstand doet
van de waarnemingen waarvan je al
weet dat ze niet kunnen werken.
Het Koninkrijk dat je zoekt
kan niet gevonden worden waar jij bent.
Het is daarentegen,
waar IK BEN.
De afstand tussen ons is nooit
meer dan deze simpele keuze:
je krankzinnige vasthoudendheid
aan afscheiding van je Heilige Vader los te laten.
Ik ben Jeshua.
Ik ben beschikbaar voor jou wanneer
je besluit ervoor te kiezen
Mij te kennen.
Dit is absoluut niet moeilijk,
want het is eenvoudig kiezen
om waarachtig te zijn wie je al bent,
en was vergeten.
Als je Mij leert kennen,
zal het besef doordringen dat wat IK BEN
overal bestaat
als het wezen van alle dingen.
Als je Mij leert kennen,
zal het besef doordringen
dat je alles al bent
wat ik vertegenwoordig
in het bewustzijn van de mensheid.
Als je Mij leert kennen,
zal de erkenning dagen dat
er geen afstand te overbruggen is,
geen groei door te maken, geen fout te corrigeren,
behalve één:
jouw krankzinnige waarneming van jezelf
als gescheiden van Mij.
Je bent als een rijke man
die rondreist met een beurs
vol juwelen en gouden munten,
voortdurend op zoek naar de schat
waarvan hij zeker is dat die er voor hem is,
en die de beurs vergeet
die hij stevig in zijn handen houdt.
Denk na over dit beeld,
en laat het je waarneming transformeren,
want dit is een zeer nauwkeurig beeld
van wat je hebt verkozen te zijn.
Je bent geheel vrij om opnieuw te kiezen.
Onthoud altijd dat de
waarheid van het Koninkrijk volledig aan
het vermogen van jouw wereld voorbij gaat.
Daarom,
zoek geen leiding in de wereld,
want die kan je niet leiden
naar wat voorbij de wereld ligt:
Het Koninkrijk,
en de schat die je zoekt
in al je verlangens.
Ik ben altijd bij je,
hoewel je Mij zelden herkent.
Ik ben het hart zelf van wat jij bent,
altijd,
hoewel je vecht om het te ontkennen.
Als je je Droom – die volledig
krankzinnig is – loslaat
zal alleen de Werkelijkheid van wie je bent
overblijven.
Hier ligt het einde
van je reis.
Hierin ligt vrede.
Hierin, BEN IK.
Kom thuis naar Mij.
Kom thuis bij je ware Zelf,
en vier met Mij dit ene feit:
“Ik en Mijn Vader zijn één.”
Vrede zij met jullie,
Mijn geliefde broeders.
Niet zoals de wereld geeft,
geef Ik aan jullie.
Maar Mijn geven is niets anders dan
jouw geven aan jezelf.
Wanneer zul je ervoor kiezen dat te aanvaarden?
Amen.
*****
4 oktober 1988
Nu, beginnen we.
Het is niet zonder veel aarzeling
dat ik naar je toe kom
op dit moment.
Deze aarzeling is er omdat
er weer weerstand in je wordt opgebouwd,
zij het op zeer subtiele niveaus.
Tijdens deze cruciale transformatie
beweeg je je dichter dan ooit tevoren
naar een opgaan in Mij.
Deze tijd is van doorslaggevend belang,
want het ego –
de gewoonte van afscheiding –
zal nog sterker naar voren komen
om te blokkeren dat dit gebeurt.
Voor de bewuste geest lijkt het
dat alles in orde is,
maar op zeer verfijnde,
zeer diepe niveaus,
verzeker ik je dat het niet zo is.
Daarom,
aarzelde ik om te komen,
want het was mogelijk dat weerstand
weer je gebruikelijke keuze zou zijn,
en zo de muur weer zou opbouwen die we
zo naarstig hebben ontmanteld.
Ik ben blij dat –
op een zeer cruciaal moment van dit contact –
je in je ziel ervoor koos om je voor Mij te openen.
Het was toen dat
het heldere visioen van Licht aan je verscheen,
en je zag verschillende beelden
die je toestonden Mijn aanwezigheid te herkennen.
Je lijkt erg veel op een krijger
bezig met zijn laatste gevecht.
De ‘vijanden’ nemen een subtielere vorm aan,
en kunnen daarom onopgemerkt blijven.
Ik was het die vanochtend tot je sprak,
en je voorstelde om op te staan.
Het is een grote waarheid dat ontvankelijkheid voor leiding
het meest aanwezig is tijdens
de vroege ochtend.
Een vleugje slaperigheid,
kan ik toevoegen,
verhoogt de ontvankelijkheid.
Kom morgen naar de bergen.
Laat niet toe dat het “moeten”
van je illusie de overhand neemt.
De emoties die je hebt ervaren-
sinds gisterenavond
zijn het gevolg van je ontkenning van Mij.
Je weet dat heel goed.
Je hebt ervoor gekozen deel te nemen
aan het tevoorschijn brengen
van een kennis zo subliem,
zo eenvoudig,
dat het niet te bevatten lijkt.
Het is de kennis van het volledig leven in Christus.
Nogmaals,
Ik herhaal dat dit
een cruciale tijd voor je is.
Laat je niet van je pad brengen.
Het hele universum beweegt om je op dit moment te steunen,
zoals het doet wanneer –
en waar dan ook –
een ziel op de drempel staat
van volledig ontwaken.
Sta niet toe dat je gewoonte –
die uit Afscheiding is voortgekomen –
nog een ontkenning van deze steun forceert.
In de mate dat je steun toelaat,
wordt steun gegeven.
Dit is de overvloed van je Vaders tafel.
Deze communicatie brengt geen nieuwe leer voort.
Wat is voortgebracht als De Jeshua Brieven
is nu voltooid.
De afronding van dit project is nu onvermijdelijk.
Hierna zal specifieke leiding
van ons volgen,
en ik zal doorgaan met het verfijnen van dit Onderricht,
waar nodig, ten behoeve van de vele niveaus
van het menselijk bewustzijn.
Morgen,
als je naar je bergen gaat,
zul je contact maken
met een entiteit –
een ziel –
die zal beginnen je de wijsheid
van de aarde te geven,
waar je om hebt gevraagd.
Marc,
Ik zie je ongeloof heel goed.
“God, nog één!?” denk je bij jezelf.
Wordt het geen tijd om gewoon
te zijn waarvoor je gekozen hebt:
een boodschapper van het hart,
die de wijsheid van volmaakte kennis
opent, ontvangt en deelt
om het ontwaken van de mens bij te staan?
Dit is niets groots,
maar het eenvoudigste van het eenvoudige:
de onvermijdelijke afronding van het drama
van Afscheiding,
want het Licht kan uiteindelijk niet worden ontkend.
Spoedig nu,
zal het bewustzijn van de mens
zich koesteren in de glorie van de herinnering van de Zoon.
Wees blij,
en laat je terugkeer naar het Licht
worden vervuld.
Amen.
*****
Het lukt me om bij Kendra aan te komen net als ze haar oprit afrijdt voor de rit van een uur naar haar werk.
“Wil je dit even lezen?” Ik geef haar de communicatie, en even kijkt ze me aan met een onuitgesproken vraag in haar ogen. Ze is er vast niet aan gewend dat mensen om half acht ’s ochtends haar oprit oprijden en erop staan dat ze dit soort dingen leest. Ze rilt plotseling. Als ze klaar is geeft ze het aan me terug, en ik zie een zweem van tranen in haar ogen.
“Het is af,” zegt ze met rustige beslistheid. “Weet je, ik rilde niet omdat ik het koud heb.”
“Dat weet ik.”
Ze draait zich om en loopt terug naar de auto, stapt in, doet de deur dicht en draait het raampje naar beneden. “En, wat ga je nu doen?”
“Nou, het lijkt erop dat ik in een behoorlijk lastig parket zit, niet?”
Ze kijkt verwonderd. “Wat bedoel je?”
“Kendra, de enige manier waarop ik ooit zal weten of dit allemaal klopt is door het te doen, álles. Niet alleen het boek schrijven, maar het ook proberen te leven. Alleen, waar Jeshua het over heeft, lijkt niet iets te zijn wat je kunt leren. Het lijkt erop dat je ervoor kiest om het te zijn, of niet.”
Ze knikt en kijkt naar het dashboard. “Ik weet het. Ik denk dat we het allemaal weten, soms.” Ze heft haar hoofd op en kijkt door de voorruit naar buiten, met haar ogen gericht op niets bijzonders.
“Ja, ik geloof dat we het allemaal weten. Maar het te leven lijkt andere koek.”
Nu kijkt ze me weer aan. “Ik denk dat ik maar beter kan gaan werken, of is dat terug naar mijn droom? Wat ga jij de rest van de dag doen?”
Ik was van plan geweest om deze dag naar werk te zoeken. Mijn rationele kant had, denk ik, de strijd gewonnen. Ik haal mijn schouders op en glimlach. “Ik ga de bergen in.”
*****
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!